donderdag 6 februari 2014

Balansverslag Merve Hasdemir

1) Welke literaire boeken spraken je bijzonder aan en waarom? Geef voorbeelden en argumenten.
Het boek Hersenschimmen was absoluut mijn nummer één. De manier waarop de ik-persoon de lezer meesleepte door het boek was uitermate bijzonder. Maarten was bijvoorbeeld een stukje lopen met zijn hond. De hond liep weg en hij vertelde maar door. Maarten vergat zijn hond en op een gegeven moment was ik de hond ook vergeten. Dat maakt het boek zo mooi. Je kunt je heel goed in de ik-persoon verplaatsen. Daar voor hoef je niet dement te zijn. Je merkte ook dat het steeds slechter ging met Maarten, doordat hij steeds meer moeite had met praten. Ik vond dat Bernlef dat goed heeft laten zien, zonder dat de lezer er echt niets van begreep.

2) Welke literatuurlessen zijn belangrijk voor je geweest? Om welke redenen?
Ik vond de lessen waarbij we films keken over literatuur de leukste literatuurlessen. Niet zo zeer omdat we achterover konden leunen en een beetje film mochten kijken, maar omdat die films er voor hebben gezorgd dat we bij alles wat er werd gezegd een beeld bij hadden. Ik vond het luisteren naar de hoorcolleges van Hermen Pleij ook heel fijn. Hij was soms wel iets te snel, maar wat hij vertelde was niet al te lastig. Het is een fijne spreker.

3) Welke ervaring(en) met literatuur hebben absoluut weerstand opgeroepen? Hoe verklaar je die weerstand? Wanneer je bijvoorbeeld iets saai vond, kwam dat volgens jou door een gebrek aan kwaliteit van de schrijver of door jouw manier van lezen?
Ik vond het lezen van werken uit de Verlichting en Romantiek iets minder leuk dan het lezen van moderne boeken, omdat ik me bij het lezen moderne boeken meer betrokken voelde. Het is bijvoorbeeld lastiger om mijzelf te verplaatsen in een personage uit een boek dat tijdens de Verlichting is geschreven. De kwaliteiten van deze boeken lijden daar natuurlijk niet onder.
Overigens was het beter geweest als we destijds kritiek kregen van de docenten Nederlands (als reactie op de blog) in plaats van onze klasgenoten, omdat docenten kritischer zijn.

4) Ben je in de loop van de tijd dat je met literatuur bezig was er anders naar gaan kijken? Probeer die ontwikkeling bij jezelf vast te stellen. Geef voorbeelden van wat je nu beter kunt. Kijk voordat je je antwoord formuleert nog eens terug naar je leesautobiografie.
Door de kennis die we over boeken hebben opgedaan in de afgelopen jaren, ben ik anders gaan kijken naar de manier waarop schrijvers hun boeken hebben geschreven. Op de basisschool en in de eerste en tweede klas lees je zomaar een boek. Je denkt er niet bij na wat de schrijver met bepaalde dingen bedoelt. Dat zijn dan natuurlijk ook de ‘tienerboeken’. Carry Slee bijvoorbeeld. Ik weet nog heel goed dat ik bij het lezen van het boek ‘Spijt’ heel erg verrast (en vooral verdrietig) was, omdat Jochem zelfmoord had gepleegd. Als ik nu een boek lees, probeer ik vast te stellen hoe het verhaal zal gaan lopen. Dat interesseert mij op dit moment meer dan vroeger. Als ik mijn kennis vergelijk met de vierde klas, merk ik dat ik de lat steeds hoger probeer te leggen. Ik probeer nu steeds heftigere en moeilijkere boeken (qua gebeurtenissen) te lezen.

5) Loop je blog nog eens door en stel vast waarmee je uiteindelijk al dan niet tevreden kunt zijn, waar het gaat om je aanpak bij het werkproces en je studievaardigheden. Geef voorbeelden. Met welke werkvormen kon je goed uit de voeten, met welke niet? Waarom?
Ik ben vooral trots op mijn 7 die ik vorig jaar van meneer Philipsen heb gekregen voor mijn blog. De sectie Nederlands heeft vooral gekeken naar wie alles op tijd online zette. Ik vond het reageren op andere blogs iets minder leuk, omdat er in de klas bijvoorbeeld al rond ging dat leerlingen er toch niets mee deden. Ik heb zo vaak als ik kan gekozen voor het schrijven van recensies, zodat meerdere mensen ervan kunnen genieten. Het lezen van een recensie vind ik zelf altijd heel fijn. Natuurlijk heb ik de verwerkingsopdrachten ook gemaakt. De verwerkingsopdrachten vond ik het meest leerzame van alle opdrachten, omdat het best gedetailleerd werk is. Vorig jaar hadden we in een groepje het boek ‘Bezonken Rood’ gelezen, maar omdat ik de bespreking van het boek had gemist, moest ik een recensie schrijven. Dat heb ik met plezier gedaan. Een boek in een groepje analyseren is overigens ook leerzaam, omdat je je eigen ideeën met die van anderen kunt vergelijken.

6) Welke plaats denk je dat de literatuur in het vervolg van je leven te kunnen geven?
Ik weet zeker dat ik in mijn verdere leven nog heel veel boeken zal gaan lezen. Ik vind het ook heel leuk om een boek in verschillende talen te lezen, omdat er altijd een vertaling is waarbij het boek het best bij jou is overgebracht.

7) Welk advies heb je voor je literatuurdocenten?
Reacties op de blogs kunnen het best worden geplaatst door docenten zelf. Voor de rest vond ik dat alles heel goed geregeld was. Er waren in de vierde klas wel een aantal onduidelijkheden over de blogs, maar die zijn er nu allang niet meer. Het werken met deze methode was wel fijn, maar omdat ik er niet elke dag op zat, vergat ik mijn wachtwoord wel eens. Mijn laatste paar verslagen heb ik er dus pas op kunnen zetten, omdat ik mijn wachtwoord weer eens was vergeten. Verder vind ik dat de sectie Nederlands zijn best heeft gedaan om ons zo goed mogelijk literair te ontwikkelen.


Merve Hasdemir

Verwerkingsopdracht Kaas (1880-1940)

Algemene informatie

Auteur: Willem Elsschot
Titel: Kaas
Uitgeverij: Querido
Jaar van uitgave: 1933
Druk: 26e druk (1991)
Aantal pagina’s: 106

Genre
Het boek heeft autobiografische aspecten. Het is dus een  een pseudo-autobiografische roman.

Samenvatting
Het verhaal gaat over Frans Laarmans, een klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company in Antwerpen. Hij krijgt van Van Schoonbeke, de welgestelde vriend van zijn broer Jan, die huisarts is, een baan aangeboden. Laarmans laat zich verleiden om groothandelaar in Nederlandse kaas te worden, volvette Edammer meer bepaald, mede om daarmee meer respect te verdienen in de kringen waarin hij per ongeluk verzeild is geraakt en waar hij zich slecht op zijn plaats voelt, omdat hij zich niet kan meten met de welgestelde en wat snobistische leden van het gezelschap. Met hulp van zijn broer en op aanraden van zijn vrouw slaagt hij erin tijdelijk (en onbetaald) ziekteverlof te krijgen van zijn baan als klerk bij de scheepswerf waar hij werkzaam is, onder het excuus dat hij zou lijden aan een zenuwziekte.
 Laarmans wijdt zich met verve aan zijn taak, maar wordt zo meegesleept door zijn nieuwe werk als koopman dat hij zich aanvankelijk alleen bezighoudt met de organisatie en inrichting van zijn ‘kantoor’, de aankoop van een passend bureau, een schrijfmachine en een telefoon, het ontwerp van zijn briefpapier, de werving van agenten in zijn district, dat bestaat uit België en het groothertogdom Luxemburg, de naamgeving van het bedrijf (hij komt uiteindelijk uit op ‘Gafpa’, wat staat voor ‘General Antwerp Feeding Products Association’) dat hij zijn eigenlijke taak uit het oog verliest. Als zijn eerste zending van 20 ton kaas arriveert van de leverancier Hornstra uit Amsterdam weet hij dan ook niet goed wat ermee aan te vangen. Inmiddels is zijn naam als koopman wel een garantie geworden voor zijn positie in de hogere kringen van zijn vriend Van Schoonbeke, waar hij nadien met meer respect wordt behandeld.
 In de harde praktijk is Laarmans echter niet geschikt voor zijn werk en blijkt niet in staat om ook maar de geringste hoeveelheid kaas (een product waarvan hij zelf walgt) aan de man te brengen. Zijn aangeworven agenten blijken merendeels non-valeurs en de enorme hoeveelheid Edammers, opgeslagen in het Blauwhoedenveem, wil maar nauwelijks slinken. Zijn vrouw lijdt onder het gehele proces en ook zijn kinderen hebben het zwaar te verduren, al doen zij hun best om hun vader bij te staan. Zijn collega’s van de scheepswerf komen soms op bezoek om te zien hoe het met hem gaat. Dus hij moet voortdurend oppassen dat hij geen collega’s tegenkomt als hij over straat loopt met zijn bollen kaas.
Uiteindelijk geeft hij zijn koopmanschap op, na slechts enkele bollen kaas verkocht te hebben. Hij keert terug naar de scheepswerf in zijn oude baan als eenvoudige klerk, waar hij met open armen ontvangen wordt door zijn oude collega’s.
Laarmans vrouw, die het nogal eens zwaar te verduren kreeg tijdens het hele proces, zorgt er uiteindelijk voor dat er voorlopig geen kaas meer op tafel komt.

Verwerkingsvragen
Kenmerken nieuwe zakelijkheid
De nieuwe zakelijkheid is rond de jaren ’20 ontstaan als reactie op het expressionisme. In de literatuur was deze omslag goed merkbaar. Na het expressionisme waarin men zoveel mogelijk probeerde ‘mooi’ te schrijven en waarin de boodschap van de literatuur eigenlijk niet telde, was de nieuwe zakelijkheid juist erg nuchter en sober. Het grootste doel was een zakelijke weergave van de feiten en handelingen, de boodschap moest duidelijk overkomen. Daarom vind je in literatuur uit deze stroming over het algemeen geen uitgebreide beschrijvingen.  De zinnen zijn kort en helder, waardoor deze literatuur makkelijk te lezen is.
Een ander kenmerk van deze literatuur is dat de onderwerpen zeer alledaags zijn. Er wordt daarom vaak gesproken over ‘ventisme’. Het gaat niet om de vorm, maar om de vent. De karakters en de inhoud zijn veel belangrijker dan de manier waarop de literatuur geschreven is. Dit ventisme houdt ook in dat het belangrijk werd gevonden dat mannen echt mannen waren (vandaar het woord vent).
Er is in de nieuwe zakelijkheid weinig plaats voor gevoel. Doordat er geen lange monologen over gevoelens in de literatuur voorkomen, is deze veel gemakkelijker te lezen dan bijvoorbeeld literatuur uit de romantiek.
In literatuur uit de nieuwe zakelijkheid is vaak veel maatschappijkritiek te vinden. Dit komt doordat deze stroming juist ontstond in een periode van wederopbouw na de oorlog. Hierdoor hebben veel mensen kritiek op de bestaande samenleving. Dit wordt dan onder andere in de literatuur geuit.

Voorbeelden
·         De zinsbouw is zeer kort. Dit zal ik laten zien aan de hand van een kleine willekeurige passage uit het boek:

Op de tram, onder ’t naar huis rijden, voelde ik mij al een heel ander mens. Je weet dat ik naar de vijftig loop en mijn dertig jaren dienstbaarheid hebben natuurlijk hun stempel op mij gedrukt. Klerken zijn nederig, veel nederiger dan werklieden die door opstandigheid en eendracht enige eerbied hebben afgedwongen. Men zegt zelfs dat zij in Rusland de heren geworden zijn. Als het waar is, dan hebben zij dat verdiend, dunkt mij.
Blz.30

·         Het ventisme is heel duidelijk terug te vinden in dit boek. De hoofdpersoon, Frans Laarmans, heeft een baan als klerk. Er wordt echter aan hem gevraagd of hij koopman wil worden. Frans zegt gelijk ja en vindt het heel wat dat hij zichzelf nu koopman mag noemen. Hij probeert heel hard om zich als een echte vent te gedragen en houdt zichzelf ook echt continu voor dat hij dat moet doen, zoals te zien is in de volgende passage:

Herhaaldelijk werd ik aangekeken, als vroeg er een om mijn goedkeuring, die ik telkens direct gaf, door een meegaand hoofdknikje. Je moet coulant zijn met de mensen, vooral als je koopman bent. Maar om hun geklets niet telkens te beamen, zei ik toch maar eens ‘dat staat te bezien’. Waarop de kerel in kwestie, een die anders geen tegenspraak kon uitstaan, zeer inschikkelijk ‘dat spreekt vanzelf’ antwoordde, blij dat hij er zo was afgekomen. Toen ik vond dat mijn succes voor één dag voldoende was, zei ik opeens: ‘En de restaurants, heren? Wat heeft men deze week voor lekkers gegeten?’ Dat was het toppunt. Het hele gezelschap keek mij dankbaar aan, zo blij waren zij dat ik ze met een echt koninklijk gebaar de weg naar hun geliefkoosd terrein had gewezen.’
Blz.39

·         Er wordt heel droog en nuchter beschreven. Dit kan soms leiden tot grappige passages. Eigenlijk is het zo dat je op welke pagina je het boek ook openslaat wel iets grappigs tegenkomt. Het plan van Frans om van baan te wisselen is natuurlijk stom. Je kunt van tevoren al voorspellen dat het verkeerd gaat aflopen. De hoofdpersoon zelf heeft dit echter helemaal niet door. Als hij er aan het einde van het boek achter komt dat zijn plan niet heeft gewerkt, doet hij hier niet moeilijk over. Het is nu eenmaal zo, er worden verder geen woorden aan vuilgemaakt. Het lijkt zelfs alsof Frans er cynisch mee omgaat. Er zijn verschillende zinnetjes aan te wijzen waaruit dit blijkt:

De kaastoren is ingestort. (Blz. 98)

Thuis wordt nooit meer over kaas gesproken. Zelfs Jan heeft geen woord meer gerept over de kist die hij zo schitterend verkocht had en Ida is stom als een vis. Misschien wordt de  sukkel op ’t gymnasium nog steeds kaasboerin genoemd. Wat mijn vrouw betreft, die zorgt er voor, dat geen kaas meer op tafel komt. Pas maanden later heeft zij mij een Petit Suisse voorgezet, van die witte, platte kaas, die niet méér op Edammer gelijkt dan een vlinder op een slang. Brave, beste kinderen. Lieve, lieve vrouw.
Blz. 106

·         De maatschappelijke kritiek heb ik zelf in dit boek niet echt terug kunnen vinden.

Mening
Ik vind Kaas zeer representatief voor de nieuwe zakelijkheid. Het enige wat niet in het boek voorkomt is de maatschappelijke kritiek. De rest van de kenmerken van de nieuwe zakelijkheid zijn allemaal terug te vinden in het boek. Daar is eigenlijk geen twijfel over mogelijk.

Bronnen

http://nl.wikipedia.org/wiki/Kaas_(roman) (Samenvatting)

Merve Hasdemir

Verwerkingsopdracht De komst van Joachim Stiller (1950-1980)

Algemene informatie
Auteur: Hubert Lampo
Titel: De komst van Joachim Stiller
Plaats van uitgave: Antwerpen/Amsterdam (In Nederland bij uitgever J. M. Meulenhoff).
Jaar van uitgave: 1960
Aantal pagina’s: 181

Genre
De genre van dit boek is een psychologische roman. Het boek gaat heel erg in op de psychische gesteldheid van de hoofdpersonen. Deze personen denken dat ze langzamerhand gek aan het worden zijn. Dit is niet zo, maar dat weet je pas aan het einde van het boek.

Samenvatting
 Schrijver en journalist Freek Groenevelt ziet op een dag vier wegwerkers de straat openbreken om deze daarna weer dicht te maken, onverstoorbaar als engelen. Freek besluit om hierover een stukje in de krant te schrijven. Keldermans, de wethouder van openbare werken reageert op het artikel met een brief waarin het voorval wordt ontkend. Een dag later ontvangt Freek een brief uit 1919, waarin de gebeurtenissen over de wegwerkers voorspeld worden. De redactie van het literaire tijdschrift, waarin een lasterlijk stuk over Freek staat, ontvangt ook een brief, van Joachim Stiller. Hierin staat dat Freek een belangrijke opdracht heeft en dat hij niet belasterd mag worden.
   In een tweedehands-boekenwinkel ziet Freek een zestiende-eeuws boek over het einde der tijden, geschreven door Joachim Stiller. Simone Marijnissen, een vriendin van Freek, heeft inmiddels een telefoontje van Joachim Stiller gekregen: zij mag Freek niet laten gaan. Zij gehoorzaamt door haar verloving te verbreken. Freek en Simone worden verliefd op elkaar, alsof het door hogerhand bepaald is. Stiller belt Freek op om hem moed in te spreken. Na een aantal dagen vol vreemde gebeurtenissen herinnert Freek zich een Amerikaanse militair die aan het eind van de oorlog door een explosie om het leven is gekomen: majoor Joachim Stiller.
   Freek en Keldermans rijgen beiden een brief van Stiller waarin staat dat hij hen op het stationsplein wil ontmoeten. Maar voordat ze Stiller kunnen spreken, wordt hij door een legertruck overreden. Stiller wordt overgebracht naar het mortuarium. Wanneer Freek drie dagen later een bezoek brengt aan het mortuarium, blijkt het lijk verdwenen te zijn.


Verwerkingsvragen
Kenmerken magisch realisme
Het magisch realisme is een beetje een duistere stroming. Een kenmerk van het magisch realisme is dat de literatuur heel realistisch wordt geschreven, maar dat er toch iets vreemds te ontdekken is. Je weet dat wat wordt beschreven niet mogelijk is, maar doordat het zo realistisch wordt beschreven zou je bijna denken dat het echt gebeurd is. De sfeer is vervreemdend, maar toch lijken alle elementen te kloppen. Eigenlijk lijkt het op een soort droomwereld. De werkelijkheid wordt als het ware verbonden met een hogere werkelijkheid. De onderwerpen die vaak doorschemeren in deze stroming zijn vaak dood, dreiging en verval.

Voorbeelden
·         Redelijk aan het einde van het boek gaan Freek en Simone naar het Circus Stiller. Als de voorstelling bijna ten einde loopt, wordt een act opgevoerd met een zwarte harlekijn en twee andere clowns. Freek wordt gelijk gegrepen door de melancholie van de harlekijn. Zijn geest wordt steeds meer in beslag genomen door deze zwarte clown. Dit wordt zo realistisch beschreven dat je denkt dat het waar kan zijn, maar dat je toch merkt dat er iets vreemd is. Dit is een typisch voorbeeld van de magisch realistische stroming.

Toen hij vlakbij kwam, kruiste zijn blik de mijne. Voor de eerste maal sedert het begin van zijn nummer, verried zijn wit gelaat een zweem van emotie en er flitste een vraag door zijn wonderlijk zachte, haast vrouwelijke ogen. Een fractie van een seconde staarden wij elkaar aan, ademloos en verbijsterd naar het mij voorkwam, alsof wij elkaar herkenden. In die korte tijd doortrilde mij met onuitsprekelijke intensiteit het gevoel, dat hij een zwarte engel des doods was, op het punt mijn hand in de zijne te nemen en met mij een eindeloos verre en toch nabije wereld te betreden, waar alle angsten en alle problemen van mij zouden afvallen als de bladeren van een boom in het najaar. Instinctief drukte ik Simone’s arm steviger onder de mijne. Doch zij was zich niet bewust van de vreemde dronkenschap, die zich van mij meester maakte en bleef aanhouden, terwijl de Harlekijn zijn half dansende, half zwevende opwaartse tocht door het publiek voortzette, tot hij de geliefde in beide armen tilde en, door middel van een precies op dat ogenblik toegeworpen trapeze, met haar in de thans volstrekte duisternis onder de nok van de tent verdween.
Blz.154

·         Er wordt uitgegaan van een hogere werkelijkheid. Er zijn meerdere personen in het boek die tegen Freek zeggen dat er een andere wereld bestaat. Dat er iets is dat zelfs door tijd kan reizen. Wanneer Simone en Freek bijvoorbeeld bij Geert Molijn zijn, oppert deze dat Stiller misschien door de tijd kon reizen.

Ouspensky acht de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er zich in het oneindig aantal tijdsdimensies, die tegelijkertijd heden, verleden en toekomst vormen, ontsporingen voordoen.’
  ‘Ik begrijp wat je bedoelt,’ hoorde ik Simone zeggen van uit het nevelige welbehagen, dat zich van mij meester had gemaakt. ‘Er zijn er, die uit hun hokje ontsnappen...’
  ‘Inderdaad,’ antwoordde Geert, ‘in die zin, dat het ik-bewustzijn zich splitst, misschien wel een talloos aantal malen, en meteen de conventionele, ik bedoel dus de schijnbaar unilaterale tijd doorbroken wordt. Misschien is op die manier de stelling te verdedigen, dat de zestiende-eeuwse Stiller tegelijkertijd de Stiller uit 1919 is, voor wie het op een of andere manier een klein kunstje was een brief te posten, die in 1957 besteld zou worden, aangezien hij tevens de Stiller is die jullie verleden nacht heeft opgebeld. Neen, Freek, onderbreek me niet... Misschien kan meteen ieder zogenaamd bovennatuurlijk verschijnsel door het toevallig zijdelings doorbreken van, nou ja, laat mij het de isolatie noemen, verklaard worden?...’
Blz. 135

·         De onderwerpen dood, verval en dreiging schemeren erg vaak door in het boek. Dood in de vorm van Joachim Stiller die tweemaal overlijdt in het verhaal. De eerste keer in de oorlog als de tram ontploft, de tweede keer bij het station als hij overreden wordt door een legertruck. Er wordt gesteld dat het overlijden van Stiller als hoger doel heeft dat de rest van de wereld kan blijven bestaan. Hij wordt eigenlijk neergezet als een soort Christus.
Het verval is duidelijk te zien bij de hoofdpersoon Freek. Hij wordt steeds zwakker in het verhaal. Hij wordt ziek van het idee dat Stiller bestaat. Hij valt flauw, wordt misselijk, enz. Dreiging komt ook vaak in het boek voor. Er is een constante dreiging. Steeds weer laat Stiller iets van zich horen en elke keer weer wil je weten hoe de vork in de steel zit. Aan het einde snap je er eigenlijk nog steeds niks van.

Bronnen
http://www.schooltv.nl/eigenwijzer/2157317/ckv/item/2414712/magisch 
http://www.boekverslag.nl/Verslag/De+komst+van+Joachim+Stiller/ (samenvatting)

Merve Hasdemir

Recensie Joe Speedboot

Tommy Wieringa is de schrijver van dit boek. In dit boek wordt een deel het leven van een gehandicapte jongen beschreven op een aangrijpende manier. Tommy Wieringa schreef boeken als ‘Alles over Tristan’ (Halewijnprijs, 2002) en ‘Ik was nooit in Isfahaan’, waarmee hij, net zoals met al zijn andere boeken, groot succes behaalde bij het Nederlands én buitenlands publiek. In de Volkskrant en het NCR Handelsblad werden de recensies gevuld met lof. Kortom, ik verwachtte veel van dit boek.

Fransje Hermans is een jongen van 14 jaar die in het fictieve Lomark woont, samen met zijn vrienden Engel Eleveld, Joe Speedboot en Christof Maandag. Door een ongeluk kan hij alleen nog maar zijn rechterarm gebruiken en met heel veel moeite ook een klein beetje lopen, maar verder is hij alle gevoel kwijt, inclusief zijn spraakvermogen.
In het boek loopt men mee op het levenspad dat Frans bewandelt tot hij volwassen is. Je volgt hem tijdens voor –en tegenspoed, ontdekkingen van een puber en problemen die hij moet zien te overwinnen.

De manier waarop Wieringa dit boek schrijft is boeiend, opvallend maar daardoor zeer meeslepend. Er wordt vaak beeldspraak gebruikt en vooral wanneer Joe spreekt komen er, geheel onverwachts, mooie, interessante en filosofische uitspraken tevoorschijn. Hiermee wil ik zeggen dat Wieringa gedachten publiceert die niet alleen goed bij het verhaal passen maar de lezer soms ook aan het denken zet. Dit zorgt ervoor dat ik tot het einde geboeid aan het lezen was en het boek ook lastig weg kon leggen omdat ik wilde weten hoe het verder ging.

Het boek bevat geen duidelijke verhaallijn, zoals sterk naar voren komt in bijvoorbeeld de ‘Harry Potter’ reeks. Men kan dit boek eerder zien als een ‘autobiografie’ (het is natuurlijk niet geschreven door Frans Hermans, maar deze is wel de ik-persoon) uit het leven van een puber. Juist omdat het een ‘autobiografie’ is van een leeftijdsgenoot kan ik mijzelf in sommige passages herkennen en me met Fransje identificeren wat het tot een boeiend boek maakt. De kracht  is dus juist dat er niet een verhaal wordt beschreven, maar de gebeurtenissen uit een levensverhaal apart. Dit zorgt er voor dat de acties op bladzijde 10 volkomen los staan van de acties op bladzijde 150, waardoor je het gevoel krijgt dat je korte anekdotes leest met telkens dezelfde hoofdpersoon, wat het tot een leuk en goed te volgen geheel maakt.

Ondanks dat ik het een zeer goed boek vond, vind ik dat de schrijver een rare keuze heeft gemaakt door als titel ‘Joe Speedboot’ te kiezen. Ik zou het boek eerder ‘Frans Hermans’ noemen omdat Joe naar mijn idee helemaal niet zo centraal staat als de titel van het boek doet denken. Joe speelt zeker een belangrijke hoofdrol in het verhaal, maar ik wil niet zeggen dat deze rol maakt dat het boek ‘Joe Speedboot’ heet. Ik vind dit toch wel een negatieve kant van het boek omdat deze verkeerd gekozen titel naar mijn idee makkelijk anders had gekund.
Concluderend kan ik zeggen dat ‘Joe Speedboot’ en zeer leuk boek was dat ik met alle plezier heb gelezen. Wieringa kan prachtig vertellen en hij heeft het boek volgestopt met prachtige, filosofische uitspraken die me voor altijd bij zullen blijven.

Joe Speedboot, Tommy Wieringa, 316 pagina's, uitgever de bezige bij, Merve Hasdemir